In dit project worden de volumetrische en geografische veranderingen van duinaanzet, strand, vooroever en aanpalende zeebodem langs de Vlaamse kust bepaald en bijgewerkt tot 2019 aan de hand van de regelmatige topografische meetvluchten van het deel van de kustbarrière dat droog komt bij laagwater, en de regelmatige bathymetrische opnamen van het aansluitende deel beneden laagwater tot ca. 1,5 km buiten de duinvoet of zeedijk. De vastgestelde veranderingen worden beschreven d.m.v. tijdsgrafieken, trendcijfers, hoogteverschilkaarten en verschuivingen van hoogtelijnen. Tevens wordt rekening gehouden met de hoeveelheden zand die hetzij bij ophogingen, suppleties en baggserspecielossingen in de verschillende kuststroken worden aangevoerd, hetzij bij zandwinningen of baggerwerken worden verwijderd. Op die manier kan de morfologische evolutie en "efficiëntie" van de ingrepen worden achterhaald. De waargenomen veranderingen leiden tot hypothesen m.b.t. de natuurlijke morfologische processen en enkele aanbevelingen voor verder monitoring- en studiewerk.
Het strand en de duinaanzet vertonen, voor het geheel van de Vlaamse kust genomen, een sterke toename in volume. De hele waargenomen toename sinds 1985 is te verklaren door zandaanvoerwerken. Dankzij de zandaanvoer is gemiddeld genomen over heel de kust het zandvolume ongeveer 310 m³/m zwaarder dan in 1985, wat een substantiële verbetering van het algehele kustveiligheidsniveau betekent. Hierbij is vrijwel alle aanvoer in de hoogtelaag boven laagwater gebleven. Aan het huidig ritme van zeespiegelstijging zou over de voorbije 36 jaar 22,5 m³/m toename nodig zijn om een groei mee met de zeespiegel te realiseren. De waargenomen groei is meer dan 10 maal groter. De vooroever heeft een sterke groei gekend tussen 1992 en 2000, gevolgd door een stabiele periode Het grootste deel van de aangroei is natuurlijk en situeert zich ten westen en oosten van de voorhaven van Zeebrugge. De zeebodem verliest sediment, in toenemende mate vanaf 2010,.
De Westkust kent natuurlijke strandaangroei. Het systeem Potje –Broers Bank migreert geleidelijk naar het oosten aan een gemiddelde snelheid van 15 à 20 m/jaar. Over de 30 km lange strook tussen de IJzermonding tot en met Wenduine, en verder lokaal in Blankenberge en in Knokke-Zoute, is alle aangroei sinds 1983 volledig te danken aan bij herhaling uitgevoerde strandsuppleties. Volgend op de bouw van de nieuwe havendammen van Oostende in 2009-2010 groeit daar de vooroever lokaal aan, zowel ten westen als ten oosten van de dammen. Door de aanleg en het onderhoudsbaggerwerk van de nieuwe vaargeul naar Oostende verdwijnt veel zand uit het kustsysteem. Grote aangroeizones liggen op de vooroever ten westen en ten oosten ("Plaat van Heist") van de Zeebrugge. Het aangroeiritme daar is wel afgenomen sinds 2009. Alle getijgeulen voor de kust verdiepen. T.o.v. 2000 is de bodemverlaging vaak 0,5 tot 1 m, lokaal tot 2 m. De uitdieping is sterk versneld vanaf het jaar 2010.
Deze studie toont de grote interactie aan tussen het strand en het kustnabije mariene domein. In het deel onder laagwater treedt sterk sedimenttransport op, zoals blijkt uit de morfologische wijzigingen die volgden op de uitbouw van de havens van Zeebrugge en Oostende. Op vele andere plaatsen gaat het om doorvoer en zijn de morfologische veranderingen beperkt. Alle waarnemingen wijzen op sedimenttransport en morfologische verplaatsingen naar het oosten. Een hypothese voor de recent versnelde uitdieping van de getijgeulen roept het mechanisme van stroomsectie-insnoering in. De zandbanken zeewaarts van de getijgeulen bij de kust verplaatsen zich wellicht langzaam maar systematisch richting kust. De geulen kunnen zich niet zijdelings richting land verplaatsen, omdat de kustlijn door de vele strandsuppleties vast wordt gehouden. De stroomsecties verkleinen dus waardoor de geulen gaan uitdiepen. Deze evolutie zal op termijn leiden tot een ondermijning van de vooroever waarop stranderosie zal volgen. Deze hypothese dient nader te worden bestudeerd. Indien bevestigd, zal de nieuwe morfologische kennis ingrepen in het systeem toelaten.